Afgelopen zaterdag stond de Jean Nelissen Classic vanuit Vianden op mijn programma. Een rit waar ik erg naar uitgekeken had. Niet alleen is het fantastisch fietsen in de Luxemburgse Ardenne, ook zou deze trip een belangrijke graadmeter zijn hoe het er voor staat met mijn conditie, daar ik in 2008 voor mijn zilveren Marmotte deze rit eveneens heb gefietst.
Vrijdagavond ben ik naar mijn hotel gereden, maar niet voordat ik 2 borden spaghetti had weggewerkt. s' Nachts had ik belabberd geslapen, want ik was zowaar best zenuwachtig. Het moest goed gaan, om met een goed gevoel de rest van de trainingsperiode af te werken. Ik was overigens alleen gegaan, omdat ik 3 jaar geleden ook alleen had gefietst, toen mijn fietsgenoot geveld was door Q-koorts. Aangezien ik mijn prestatie minutieus wilde meten met die van 2008 wilde ik nu dus ook alleen fietsen. Beetje saai, maar het is wel beter voor de training. Ik fiets wel meer alleen deze trainingsperiode, en dat vind ik niet erg. Wel ben ik dan altijd erg voorzichtig, omdat ik onderweg helemaal op mezelf ben aangewezen.
Om even voor half 8 zit ik op de fiets voor 165 km peddelen over ruim 3000 hoogtemeters. Het weer is goed. Zonnig, graadje of 10 en nog niet zoveel wind. Na een korte aanloop begint de Rampe de Putscheid, een hobbel van 2400m a 10% gemiddeld. En eigenlijk loopt het niet. Hoewel, de benen willen wil, en het rijd best door, maar mijn hartslag is erg hoog, en die wil niet naar beneden. Het blijft zo rond 175 hangen, terwijl de snelheid net 10 per uur is. De cijfertjes vallen me tegen, maar het voelt wel prima. Ik besluit er verder niet zoveel aandacht aan te besteden, het is pas de eerste bult, het zal straks wel beter gaan. En dat is inderdaad het geval als ik even later de Sommet de Manarch op trippel, een bult van 4,6km a 5,5% gemiddeld. Hier gaat het zoals ik het wil: hartslag onder de 170 en de snelheid rond de 15 per uur. Kom maar op met de rest van de trip!
Ik rijd steeds in de buurt van dezelfde groepje fietsers, en dat wil ik zo houden, zonder dat ik mezelf over de kop fiets. Op de klimmetjes kan ik mezelf inhouden door gewoon mijn planning af te werken (hartslag tijdens het klimmen onder 170), waardoor ze een stuk van me wegrijden, maar in elke afdaling en op het vlakke kan ik er weer heen rijden. Op de 6e bult van de dag (Colline d'Alscheid) laat ik ze weer licht van me weglopen. Eenmaal over de top zie ik een wijde open vlakte en voel ik de tegenwind aanzwellen, ik besluit dus in de afdaling vaart te maken om weer te kunnen aanhaken. De weg is smal, met aan de rechterkant verhoogde weilanden. Ik snel naar beneden langs een muur van gras. Na een tijdje haal ik twee fietsers in met hoge snelheid. Ik zie voor me over een bult in de weilanden het groepje fietsers rijden waar ik heen wil. Ik zie ze rechts aan de andere kant van de bult beneden me, en als ik weer vooruit kijk en de weg achter de grasmuur zie verdwijnen, weet ik dus dat er een bocht naar rechts aan komt. Ik stuur de bocht in met ruim 50 km/h van buiten naar binnen. De bocht knijpt echter onverwacht meer naar rechts dan ik had verwacht. Ik ga veel te snel voor de knik en moet dus bij remmen maar ik hang in de bocht en twijfel kort. Door mijn angst voor remmen in bochten stel ik het remmen een fractie te lang uit. Dit gaat niet goed. Ik zie de rand van de weg snel op me afkomen terwijl mijn achterwiel blokkeert als ik beide remmen uit alle macht aantrek. De weg waarop ik rijd is aan de linkerkant begrenst met gras dat schuin naar beneden loopt. Een paar meter lager loopt een andere weg, die aansluit op de weg waarop ik rijd, een meter of 20 rechts van me aan het eind van de bocht. Mijn snelheid wordt iets verminderd door het remmen maar de bocht ga ik niet halen. Ik slaak een gil als ik over de rand van de weg duik en vlieg richting de weg beneden me. Ik doe m'n ogen dicht en wordt alle kanten op geslingerd. Ik hoor een harde doffe klap op mijn hoofd, rol nog wat door en kom tot stilstand midden op de weg. Als ik mijn ogen open doe zie ik mijn fiets door de lucht vliegen en aan de andere kant van de weg verdwijnen in een diepe greppel. Zonder na te denken sta ik op en loop richting de greppel aan de andere kant van de weg. Ik hobbel naar beneden en vind mijn fiets een meter of 4 lager tegen een hek. Mij valt op dat er nog slechts 1 bidon in de houder zit en begin te zoeken naar de andere. Ik zie hem niet meteen dus ik breng eerst mijn fiets naar de weg boven me. Daar staat een wielrenner die me vraagt hoe het met me is. Ik mompel dat het wel gaat. Hij vraagt me vervolgens of ik toevallig een blog over de marmotte 2011 bij houd. Ik knik en zeg lachend dat dit er wel op komt. Dan rijd hij weer door als ik nogmaals zeg dat het wel gaat. Ik ga weer naar beneden en vind snel mijn 2e bidon. Als ik mijn hand over mn onderrug haal blijkt dat mijn beide energiegelletje geklapt te zijn door de val en de plakkerige drap zit overal. Her eerst wat ik doe is het schoonmaken van de spulletjes die er dicht in de buurt zitten, zoals mijn telefoon en autosleutels. Als ik vervolgens een krentenbol ga nuttigen stopt er ineens een auto van de organisatie naast me. Pas dan kijk ik naar mijn fiets en kom ik er achter dat hij niet geheel ongeschonden uit de val gekomen is. Had ik ook niet verwacht gezien de flinke klap. Toch valt het op het oog wel mee. In mijn beide wielen zit een flinke slag. Mijn voorwiel heeft de grootste slag, die kan niet meer draaien en heeft een lekke band. Daarnaast is mijn zadel geheel ontzet. Meer als een flink gat in mijn stuurlint kan ik eigenlijk niet zien zo snel. De man van de organisatie haalt de wielen uit mijn fiets en plaatst deze samen met het frame achterin de auto. Dan merk ik dat mijn zadeltasje ontbreekt dus die ga ik zoeken. Snel vind ik hem in de berm als ik nog iets op het asfalt zie liggen daar waar ik geland ben. Ik loop erheen en ontdek dat het een groot stuk helm is. Als ik mijn hand over de achterkant van mijn helm op mijn hoofd haal blijkt er inderdaad een flink stuk te missen. Wow. Die heeft z'n werk gedaan. Voordat ik de auto in stap kijk ik nog eens waar ik vandaan ben gekomen en ik verbaas me erover dat ik eigenlijk nauwelijks ergens last van heb. Hoewel. ik voel de binnenkant van mijn rechterbeen eigenlijk best behoorlijk, al zie ik er niets aan. Mijn linker schouder voel ik ook wel een beetje. Als ik scheef op de bijrijderstoel van de auto ga zitten om te voorkomen dat zijn stoel besmeurd wordt met plakkerig suikerwater voel ik toch mijn linker dijbeen ook wel aardig. Nog geen 200 meter verder is de pauzeplaats alwaar een mechanieker huishoud onder een party-tent. Over geluk gesproken.
Als mijn fiets in delen is uitgeladen loop ik direct naar de mechanieker omdat mijn fiets moet worden opgelapt. Ik moet namelijk nog 115km. Ik vraag hem om de slagen uit beide voorwielen te halen. Hij blijkt echter niet de juiste spakenspanner bij zich te hebben om dat te regelen. Hmm. Eerst maar eens mijn binnenband vervangen. Na wat kort geploeter is dat geregeld en verleggen we onze aandacht naar het zadel. Maar hoe we ook pielen, we krijgen hem niet gefikst. Gelukkig heeft hij nog wel een ander zadel liggen wat ik mag lenen voor de rest van de trip. Service!
Ik zet mijn fiets in elkaar en check of verder alles werkt. We laten de remkabel van mijn voorrem vieren zodat het wiel, ondanks de slag toch vrij kan draaien. Het achterwiel kan zonder ingrijpen wel vrij draaien. Wel zie ik een flinke kale plek op mijn band door het harde remmen. De band is door 2 lagen heen gesleten, maar mijn binnenband puilt er nog niet uit. Ik bedank de man en loop weg. Ohja, het is hier een pauzeplaats, dus ik moet nog even wat eten en de bidons vullen. Dat doe ik dus gouw.
Ik zet mijn bidons terug in mijn fiets nadat ik de bidonhouders recht heb gebogen en loop richting de weg. Ik kijk naar de bewegwijzering en vraag me af wat ik moet gaan doen. Ik voel me niet slecht dus fietsen kan nog best, toch? En ook mijn fiets doet het, alhoewel er een flinke slag in mijn voorwiel zit. Ik stap op en rijd in de richting waarin het pijltje met opdruk 165 wijst. Na een paar meter denk ik, nee, dat is zo niet verstandig met een gladde achterband en een slag in mijn voorwiel, dus draai ik om, terug naar de verzameling bordjes. Na enig dubben besluit ik te kiezen voor het bordje 85km, de kortste weg naar mijn auto.
Nadat ik ben wegreden en rustig aan de terugweg ben begonnen, fiets ik langs de plek waar ik zojuist op de weg ben gekwakt. Ik verbaas me nogmaals over de geringe schade aan mezelf en mijn fiets als ik de plek des onheils zie. Hoe had het kunnen gebeuren. Ik ben altijd best voorzichtig, zeker in afdalingen en bochten, en helemaal als ik alleen op pad ben. Het wordt me duidelijk dat ik een overdosis geluk heb gehad. In de 45km die volgen heb ik alle tijd om rustig de val te resumeren en het gaat me steeds helderder voor de geest staan. Het afgelopen uur op de pauzeplaats ben ik daar eigenlijk helemaal niet mee bezig geweest. Eigenlijk denk ik aan weinig anders meer, en zie ik het moment keer op keer terug. Ik wordt er niet vrolijk van. Gedachtes over hoe het anders had kunnen aflopen hakken er flink in. Ondertussen voel ik iets van een steentje onder mijn linkerbil en als ik het wil weghalen blijkt als ik mijn hand er langs wrijf dat mijn broek flink stuk is. Kut. Mijn mooie Milremo outfit. Daar baal ik stevig van. Ik stop even om de schade op te nemen en moet constateren dat deze koersbroek is afgeschreven. Balen.
Weer op de fiets schieten mijn gedachten weer terug naar het moment. Hoe anders had het kunnen aflopen. Weinig vrolijk vervolg ik mijn weg, van de omgeving krijg ik verder weinig mee. Na elke afdaling die nog volgt, als ik mijn benen een tijd heb stilgehouden en weer aanzet voelt mijn rechter lies toch wel behoorlijk pijnlijk. Zolang ik beweeg ebt het gevoel telkens wel weer enigszins weg. Ik besluit bij het eindpunt de Muur van Vianden in de laatste paar kilometers toch nog op te fietsen. Ik ben er nu toch. En het loopt nog best aardig ook. Valt me niets tegen.
Bij de auto kom ik eindelijk toe aan het opnemen van de schade. Op de pauzeplaats is dat niet bij me opgekomen. Ik blijk toch wel meerdere flinke beurse plekken en schaafwonden te hebben. Kon ook eigenlijk niet anders. Mijn shirt is overigens nog wel heel, ondanks dat ik dus op mijn achterhoofd en schouder lijk te zijn geland. Mijn helm is wél af geschreven, dat is duidelijk
De nacht die er op volgt slaap ik belabberd en ik word zondagochtend wakker met spierpijn ik elke spier in met name mijn bovenlichaam, maar wel met het continue besef dat ik ongelooflijk veel geluk heb gehad. Er lijkt niets aan mij te mankeren wat niet binnen een paar dagen over is. Mijn fiets heeft iets minder geluk.
De volgende dag bied ik hem aan ter inspectie en reparatie bij Bike+. De slagen in de wielen worden er grotendeels uitgehaald, en een nieuw stuurlint en zadel laten hem er weer als nieuw uit zien. Helaas wordt me medegedeeld dat mijn carbon voorvork "paint crack" vertoont wat er op wijst dat het carbon/aluminium eronder zijn langste tijd gehad heeft. Iets wat me overigens totaal niet verbaasd gezien de klap. Het is nog afwachten of ze deze week een nieuwe vanuit Koga opgestuurd kunnen krijgen, want ik wil as zondag alweer fietsen in de Ardennen. Afwachten.
Ik heb bovenstaande opgeschreven zoals ik het me kan herinneren na de val. Daaruit blijkt toch wel dat ik door de klap licht groggy moet zijn geweest, want heel helder en logisch ben ik niet bezig geweest direct na de val en op de pauzeplaats. Ach ja. Wellicht besteed ik er teveel aandacht aan. Vallen tijdens het fietsen komt tenslotte wel vaker voor. Maar ik ben van mening dat ik door het oog van de naald ben gekropen en dat ik van geluk mag spreken dat ik gewoon morgen weer een geplande training kan afwerken. Wijze les: Altijd een helm op en voorzichtig met afdalen op onbekend terrein.
maandag 30 mei 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten